Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een psalm van David, voor den [1]opperzangmeester, op de Neginoth. 1. Dat is, die den opperzangmeester gegeven werd, om dien in het huis des Heeren te doen spelen en zingen. Het Hebr. woord overwinnaar, en voorts aandrijver, voortdrijver, die anderen, onder zijn opzicht gesteld zijnde, in kloekheid overwint of teboven gaat, en het werk aandrijft totdat het als overwonnen en ten einde gebracht is; en vervolgens in zake van gezang, een meester, opziener, voorganger van de zangers en speellieden. Verg. hfdst.13 vs.1, en zie 2 Kron.2:2,18, 2 Kron.34:12,13; Ezra 3:8,9. Aangaande deze ordinantie in de muziek van den godsdienst, zie 1 Kron.6:31, enz., en 1 Kron.15:16,17, enz., en 1 Kron.16:4,5,7, en 1 Kron.25:1,2, enz. 2. Of, in, met Neginoth. Hierdoor verstaan sommigen het snarenspel, of de instumenten van muziek, waarop met vingers gegrepen, geslagen of gespeeld werd, gelijk bij ons zijn luiten, harpen, cithers, vedelen, clavecimbalen, enz. Anderen houden het voor zekeren toon van de muziek.